rare-jongens-die-britten.reismee.nl

Missie geslaagd

In totaal zijn er drie aardige Fransen en een paar miljoen brute. Twee hebben wij in Bretagne ontmoet, bij het tomatenavontuur, eentje is uitbater van de camping Nowack. Zij blijft maar goedemorgen zeggen en ‘s avonds hetzelfde, zij het aangepast aa het tijdstip. Goedenavond dus.

Wat haar natuurlijk mild moet stemmen, is het feit dat als zij een rondje maakt langs de 15 campinggasten, zij allemaal aan een fles champagne van haar wijnhuis zitten. Dat helpt.

Champagne. Daarom zijn we hier. En gisteren hebben we onze opdracht half kunnen vervullen. We hebben twee-en-halve doos in de achterbak. Vandaag gaan we er vijf van maken. We gaan vroeg op pad, naar Epernay. De ochtend willen we verpozen in het stadje, met wat koffie en een bezoekje aan de kelders waar de miljoenen flessen liggen te liggen tot ze kunnen worden verkocht.

Maar dat gaat niet lukken. Want wanneer we de koffie op hebben, zijn we te laat voor de laatste ochtendronde, en veel te vroeg voor de middag-. En hoe gek het ook klinkt, we vinden het nog wat vroeg voor een glaasje. Het zijn lange dagen, hè?

Bij een bezoekje aan Google kwam ik erachter dat er ergens in een buitenwijk op een totaal verlaten parkeerplaats bij een gesloten bibliotheek een locomotief van SNCF staat te staan. Buiten gebruik en op 20 meter rails gezet. In een wijk waar werkelijk niets van belang gebeurt. Dus wij erheen. Ook in je vrije tijd bezig blijven met je werk. Houdt je scherp!

De loc is een plaatje. 80 ton staal staat keurig te staan op een plek waar die totaal niet uit de verf komen, die tonnen. Zonde. Zo’n loc hoort in Mulhouse, niet hier.

Edoch genoeg getreurd, op naar de wijngaarden. Proeven. Kopen. We zoeken een weg, de D9. Dat kan niet misgaan als we de goede kant op rijden, maar voor we het weten zitten we op een pad met links en rechts wijngaarden waar men driftig aan het plukken is. Overal waar we kijken busjes. Nergens asfalt.. zeker geen weg. Dit is pluktijd en de halve Balkan is er voor uitgelopen. Uitbuiting is een verworvenheid van de westerse wereld en daarom slapen de plukkers ‘s avonds in tentjes en caravans langs de weg en mogen ze gebruik maken van een Dixie. Het legt een hypotheek op ons gemoed, maar we zetten door. Op naar de D9 en de proeverijen.

We rijden naar het zuiden van de op de kaart aangegeven Champagneroute en daar is niks te beleven. Geen enkel champagnehuis geeft thuis. Zou onze queeste in vergeefsheid sneven? We vrezen, tot we bij een oude bekende zijn, Jean Milan. Daar is leven, daar is een winkel, daar is het proeve en kopen. We zijn weer volledig op oorlogssterkte!

Zeker als we een dorpje verderop een bijzonder aangenaam terras met proefglaasjes en afnamemogelijkheid ontdekken. Hoppa, weer een doos. Dat gaat lekker. Maar dat moet ook, het is al half vijf en het kost zeker een uur om weer op de basis te geraken om nog een flesje Nowack te kunnen schaken.

Dat lukt.

En dat is meteen de laatste avond van de reis, want na 28 dagen is het welletjes, we gaan naar huis. Dat doen we op donderdag, hebben we nog een paar dagen thuis om te ontwennen aan het buitenleven voordat we weer naar elk ons eigen kantoor mogen om... zucht.

De opbrengst? We hebben 28 dagen gereisd, 7 dagen in hotels, 7 dagen op een boot en 14 in een tent (12 in een De Waard en 2 in een Hilleberg), we hebben 4517 kilometer gereden en onbekend hoeveel over water afgelegd. We hebben 32 flessen bubbels en 3 zonder bij ons. En...

...we hebben onze vier katjes weer terug!

Plukregeling

De kofferbak zal vol. De kofferbak moet vol. We zijn in de Champagnestreek en daar ga je alleen heen als je een missie hebt. Die hebben we. Een volle kofferbak.

Met volle kofferbak doel ik niet op de twee tenten die we al zo’n vier weken met ons meezeulen. Een grote woontent en een klein schuiltentje. Hoe dat zo is gekomen, is al vaker uitgelegd. Niet nodig dat te herhalen. Wat kan er nog meer in de koffer van een Audi A3? Nou, twee slaapmatten, waarvan er eentje het formaat van een warenhuis heeft, twee kussens, een deken, twee slaapzakken, een tafel en wat los grut zoals hoeslakens. Als dat er allemaal inziet, is het een kwestie van hard duwen op de derde deur en hopen dat de hoedenplank niet ontsnapt. 

Daar moeten dus op een of andere manier vijf dozen maal zes flessen in. Correctie, bij dozen maal zes flessen en een doosje met zes glazen. Wie nu nog beweert dat ik geen ambities koester, heeft het ruim mis of geen verstand van effectief leiderschap.

Ok, zal men dan zeggen, je hebt ook nog een achterbank, want jullie rijden maar met zijn tweeen. En dat klopt. Als we de tweedeursdeuren open hebben en de stoelen naar voren klappen (wiens idee was het om een driedeurs te kopen?), is daar nog een zee van ruimte. Ruimte die wordt ingenomen door een koelkast, twee tassen kleding, heel veel schoenen, een kist met kookzooi, twee kistjes met voedsel, vuile was, twee vouwstoelen, twee tassen met boeken en kaarten, een tas elektronica en heel veel onderweg gekochte andere dingen. 

Wat een mens al niet kan meezeulen. En steeds zijn we van alles kwijt.

Maar de ambitie blijft de ambitie. En dus gingen wij op pad. Eerst naar Reims om nog wat rond te kijken en een champagnelunch te nuttigen en daarna de vermaarde Champagneroute te rijden. Er zijn er heel wat in de regio en de afgelopen jaren hebben we die vanuit Reims nog niet gedaan. 

Het succes is niet heel groot. Door ervaring wijs geworden de afgelopen jaren, weten we dat proeflokalen tussen 9 en 12 en vanaf 14 tot ergens vroeg in de avond open zijn. Vandaar de ochtend in Reims, de middag is voor de strooptocht.

Toch valt de opbrengst relatief tegen. We hebben nu 15 flessen in de koffer, dus je zou zeggen mooi op streek, morgen nog een dag. En dat is ook zo. Maar het aantal proeverijen dat we voor ogen hebben, valt tegen. Alle dorpen zijn uitgestorven, maar deze keer met een goede reden. Alle hens aan dek, de druiven moeten binnen. De nachten beginnen nu echt koud te worden, dus de druiven moeten van de ranken.

Weinig aandacht voor de persoonlijke verkoop, behalve bij de echt grote huizen,. En zo een bezoeken we. Die zijn duurder, want lekker veel marketing, maar evengoed heel drinkbaar.

Een ander adres is waar we vorig jaar ook waren en dat zo goed beviel, dat we er nog anderhalve doos van hebben gekocht.

Zo schiet het aan de inkoopkant lekker op. Morgen naar Epernay en het zuiden. Donderdag wordt het echt spannend. Dan moet alles in de auto. Misschien moet een van ons met de trein terug?

In spin...

Aan de oevers van de Loire is het prima wakker worden, mits je in een hotel zit (of een andersoortige bewoonbare locatie). Met ons dubbel glas merken we niks van het maandagochtendverkeer dat langzaam aanzwelt naarmate de tijd verstrijkt.

Wacht even, wij slapen toch altijd met balkondeuren en/of ramen open? Nou, in Orleans niet. En in het Empreinte hotel ook zeker niet. Het waarom laat niet lang op zich wachten. Als ik de avond ervoor over het Franse balkonrandje leun en naar rechts kijk, zie ik een lantaarn op een meter afstand die volledig is ingekapseld door spinrag en waar de dames nog stevig aan aan het breien zijn. Het wemelt kortgezegd van de spinnen. Die zie je overdag niet, want dan rusten ze, maar ‘s avonds dus wel. En we verwachten een invasie. Aan de zijkant hebben we net zo’n balkon en net zo’n lantaarn en net zoveel spinnen. Ramen dicht!

In de badkamer hangt er eentje in de gordijnen. Dat is een veeg teken. Ik vang het schepsel in een glas en laat het vrij naast al haar vriendinnen op het balkon. Snel de deur dicht!

Hadden we in Cancale het ontbijt met reden gemist, hier doen we dat zeker niet. Okee, het is twee tientjes de man, maar we bunkeren ons er als echte Hollanders doorheen. Croissants, pudding, muffin, fruit, yoghurt, koffie, sap, vleeswaren, baguette, de hele mikmak. Genoeg voor de hele dag.

En dat moet ook, want we rijden weer zo’n 300 kilometer, nu onder Parijs door naar de omgeving van Reims. Wat daar is? Niks anders dan champagne. Een bijzonder saaie streek zonder al te veel kunst, cultuur of vermaak. Maar wel boordevol wijnerijen in de serie bubbels.

En die moeten we hebben.

De ambitie ligt op vijf doosjes (maal zes flessen).Vier voor ons en eentje voor broer. Gaan we morgen aan werken. Vaste uitvalsbasis is Nowack, een champagnemaker waar we voor de derde keer onze tent opzetten. Doen we nooit, ergens nog eens heen gaan, laat staan drie maal (uitzondering Parijs, komende oktober weer). Maar het is nu eenmaal de ideale locatie. Er zijn meer campings, maar dat zijn hutjemutjevelden. Bij Nowack zijn zo’n tien plekken. En ruim.

En ja, om vier uur gaat de kurk met een plop van de fles af.

Voor die tijd dus die kleine 300 kilometer, waarvan de laatste 125, vanaf Sens op kaart en iPhone dwars door lege dorpjes, over lege wegen, langs lege velden. Dit is een deel van Frankrijk waar dus echt de urbanisatie heeft toegeslagen. Geen mens te zien in de dorpen, iedereen naar de stad. Het is bijna ramptoerismeals je ziet hoe Frankrijk eraan toe is.

Hoogste tijd om eens een lijstje te maken met onze verblijfplaatsen en een korte kwalificatie:

- Rectory Manor op een uurtje van Cambridge - prachtig gelegen, in een schitterend, schilderachtig dorpje met de alleraardigste hotelhulp. Prima kamer.Goed ontbijt. Absolute aanrader

- Holiday Inn in Oxford - als je een paar uur naar Oxford wilt, prima. Doen! Maar mijd dit hotel. Wel is het prima gelegen aan de bushalte die je in een kwartiertje naar het centrum brengt. Maar sfeerloos, matig eten, matig ontbijt, matige kamers

- Tenby, mooi hotel, mooie tuin, aardige staf, matige ligging. Maar ja, in Tenby is ook niet zoveel te doen

- Een narrowboat - absolute aanrader, doen!

- Camping in New Forest. Ja, aardig. Zorg wel dat je op het veldje apart staat, anders sta je tussen de doorsnee Britten te hun enorme tentdorpen. Dat wil je echt niet

- Jersey, Daisy’s Cottages. Lieflijke, enorm rustige, fijne camping met mooie plekken en veel privacy

- Chateaulin, camping - wat voor Jersey gold, geldt voor hier ook zeker!

- Cancale, hotel aan zee. Prima kamers, prachtig uitzicht, als je van oesters houdt vooral even het adres vragen, maar de staf is wat raar (om vijf uur gaat het hotel open?!?), en slip het ontbijt

- Empreinte hotel in Orleans. Vier sterren zeker waard, maar de stad krijgt een zesje. Niet veel te doen...

- Camping Nowack in Vandieres, ja, als je van champagne houdt en wilt kamperen en rust een uitgangspunt is, dan is dit de plek.

Morgen weer een fles!

Kaapnaam

Als slechts een helft van je gehoor werkt, heb je de helft van de nacht rust aan zee. Elke keer als ik naar mijn linkerzijde rol, is het heerlijk stil (op een pieptoon na), en elke keer als ik naar rechts rol, hoor ik het ritmisch omslaan van de golven van de Atlantische Oceaan op de kust van Cancale. Nu woon ik zelf vrijwel aan zee (tien minuutjes fietsen), maar van zo dichtbij had ik ‘m nog niet gehoord. In de nacht.

En ook ‘s morgens gaat de zee onvermoeibaar door met op de kust slaan. Eigenlijk is dat wel een rustgevend geluid. Toegegeven, het is geluid, maar niet van het soort dat stoort.

Omdat de kritieken op het hotel vooral waren gericht op het ontbijt en de wijze waarop het personeel zijn werk deed, hebben we uitgecheckt voor we het ontbijt überhaupt zoude hebben kunnen nuttigen. Dat doen we maar lekker onderweg. Maar eerst naar boven met de auto, de weg weer zien te vinden, want alles langs de kust staat dan wel op zeeniveau, de rest ligt een stuk hoger en om daar te komen, zijn bijzonder steile wegen aangelegd.

Boven aangekomen, hebben we twee keuzes (wat niet zo gek is als je aan de zijkant aankomt op een weg, of je gaat links of je gaat rechts). Deze keuzes zijn echter ruimer. Of we gaan naar de kaap, of we gaan nu al ontbijten (want Mariella had een bakker gespot in het dorp, naar links). We gaan eerst naar rechts, naar, ja hoe heet het hier eigenlijk? We noemen het ‘ Het noordelijkste puntje hier’, wat en duidelijk is en altijd geldt. Zouden ze op meer plekken kunnen doen. Niet moeilijk doen met Pointe huppeldepup of Pic du dinges, nee hoor, gewoon ‘ Het noordelijkste puntje hier’.

Gezien en weg. Nog wel even een inzoomfoto gemaakt van Mont Saint Michel dat nog steeds 50 kilometer verderop ligt. Wij gaan aan de croissants bij de bakker die op zondag om 6.30 uur opengaat. En die smaken.

Kwartiertje later zitten we op de provinciale weg naar Rennes en het wordt zigzaggen,. Wat nu is er aan de hand? Het stikt hier van de wielrenners. Tuurlijk, Bernhard Hinault heeft het hier ook geleerd, maar moet dat op de provinciale? Dat is voor de rappen, voor de getalenteerderen. Maar de minkukels mogen best eens gaan oefenenop de binnenwegen die beginnen met een D en een hoog nummer.

Tot halverwege Rennes zijn het de fietsers die onze snelheid bepalen.

Na Rennes gaat het rap, van de 378 kilometer die we vandaag gaan afleggen, zijn slechts de eerste en de laatste 20 over minder begaanbare c.q. brede wegen, aldus de kaart.

Niks niet.

De laatste 125 kilometer gaan over provinciaal. Tussen Le Mans en Orleans ligt een gewone tweebaans. En dat is niet echt doorrijden. Raar, want in Le Mans zouden ze wel wat gewend moeten zijn. Of duurt die race daarom 24 uur?

Nu ja, kort en goed. Uiteindelijke bereiken we Orleans nog redelijk snel. Ook al omdat tot twee keer toe een vrachtwagen die we van verre voor ons zagen liggen uiteindelijk bij bereiken (en dan moet je moeilijk gaan inhalen) net op de rotonde een andere afslag neemt. Mazzel? Jazeker.

Orleans. Tussenstop tussen Bretagne en Champagne. Niks meer en niks minder.

Oesters

Benzine tanken op een gewone zaterdag in Bretagne, is een hele toer. Wanneer we tegen elven Chateaulin verlaten, zie ik dat het stokje dat het klokje van de benzinevooraad laat aangeven hoe vol de tank nog zit, op een kwart staat. Dat staat altijd nog garant voor zo’n 150 kilometer rijplezier, maar we hebben een gouden regel; als de meter voorbij de helft staat, mogen we gaan tanken.

En dat willen we langs de N164 doen, maar er komt geen enkel station met rijtjes vulslangen.

Tot we al een aardig end op weg zijn naar onze bestemming voor vandaag - Cancale - en ik een bord zie met heel veel pictogrammen. Een ervan is het magische, die met een tankje. We gaan de weg af en verwachten een pleintje met een Total, Shell, Esso of een andere stoker te zien.

Niks.

We gaan onder de weg door, want soms is alles aan tanken, koffie en eten aan een kant gegroepeerd, wat wel zo efficiënt is.

Niks.

We rijden naar een splitsing verderop, daar zal het toch wel zijn?

Niks.

Wel een keuze uit twee richtingen niks. Ik kies de rechter en keer na 250 meter om. Hier gaat het dus echt niet gebeuren. De andere kant op dan maar. Groot geluk dat het hier bijzonder rustig is, er is hoegenaamd geen verkeer, dus keren op een provinciale weg, ach, daar draaien we onze hand niet voor om. Wel alleen met voldoende zicht, want gek zijn we ook weer niet.

Ik rijd door de andere kant op en zie wat huizen. Dat zou wel eens een stadje kunnen zijn. En waar een stadje is... juist.

Niks.

Ik volg de borden centre ville en rijd maar gewoon op de gok door. Net zolang tot ik bij een station kom en het woondeel langzaam overgaat in het industriedeel. En verrek, een bord met 95, 98 en nog zo wat, en prijzen. Dus hier is een tankmogelijkheid? Hier bij de Leclerc?

Niks.

Wel een bord met een pijl naar een tankstation, een paar honderd meter verder, aan de achterkant van de Leclerc.

Hehe.

Zes tientjes peut later rijden we weer een paar rotondes met Autres directions langs en verhip, voor we het beseffen zitten we weer op de N164. Is dit nu een uitzondering? Nee hoor, waar ik benzine tikte, had ook broodje, koffie, taartje kunnen staan.

Want dat vinden we ook niet.

Ja, in Quentin vinden we een klein restaurantje door maar gewoon in een dorp naar een kerk te rijden. Deden we vandaag vaker zonder resultaat, dus waarom niet keer op keer proberen? Voor we het weten zitten we aan een tafeltje met een menukaart en kies ik een omelet met ham. Mariella was helemaal geïnspireerd door het bordje vleeswaren dat ze op de heenreis had gegeten en wilde dat hier ook wel hebben. Dus bestelt ze een bordje crudites, in de veronderstelling dat het worst is.

Niks.

Het blijkt rauwkost. Ze had namelijk charcuterie moeten bestellen. Foutje. De blik van verontwaardiging gekwadrateerd met teleurstelling is dusdanig,dat ik de helft van mijn frieten en omelet ter beschikking stel. Zo gaat dat.

Door naar Cancale, want we moeten aan de oesters. We is Mariella, want ik eet niks uit zee tenzij het kibbeling is. We rijden de kustroute van St Malo naar Cancale en komen zo bij ons hotel. Het is er akelig stil, er is namelijk niemand. We kunnen bellen, dat wel. En ja, om 5 uur gaat het hotel open. Gekkigheid. Toegegeven, wanneer we eenmaal in de kamer zijn, ziet het er prima uit. Maar aan de entree en de gang mag nog wel een keer een ritjenaar de Gamma worden gemaakt. De kamer heeft twee openslaande deuren met op 20 meter afstand de zee en als je heel goed kijkt op 51 kilometer afstand Mont Saint Michel. Wanneer ik dit tik, is het inmiddels donker en als je zou denken dat je dat puntje in zee dan nog ziet?

Niks.

Obelix’ meesterwerk

Zouden wij vanuit Den Haag helemaal naar Drenthe rijden om de hunebedden te zien? Zeker wel! Die 200 kilometer (zijnde het verstoken 20 liter benzine) leggen we graag af, via Afsluitdijk, polder of Veluwe.

Dus waarom dan niet van Chateaulin naar Carnac? Is slechts 132 kilometer rijden, in een land als Frankrijk, dus waar hebben wij het over? En als je Carnac eenmaal hebt gezien, weet je ook dat het volkomen terecht is om dat niet over te slaan.

Dus wij erheen.

Zoals vaker, zijn we totaal onvoorbereid op wat we gaan zien. Tuurlijk, we hebben de Capitoolreisgids bij ons, maar dat is meer een plaatjesboek. Niet echt een gids. Amusant, overzichtelijk en gemakkelijker in het gebruik dan de Rough Guide of de Lonely Planet. Dat dan weer wel.

Bij het aansnijden van de dorpsgrens, zie ik vanuit mijn stuurhut aan de linkerzijde een veldje vol stenen. Denkende dat dit nog maar een begin is, parkeren we even de auto om te kijken of Google kan helpen. En dat kant het. Langs deze D-weg ligt zo’n beetje alles en als je die drie keer op en neer bent gereden, heb je het wel zo’n beetje gehad. Niet de ruime verspreiding die de Drentse tijdgenoten in acht hebben genomen, waardoor je een hele dag de provincie rondtuft (en een stukje Groningen meepikt), maar lekker centraal op een paar veldjes een paar duizend stenen zo neerzetten, dat ze 6000 jaar later zich afvragen: waarom?

Nu lees ik al ruim 45 jaar Asterix en ik weet ook niet waarom die kerel in dat blauw-witte maatpak met die steen op z’n rug loopt. En na het zien van Carnac en de vele dolmen en menhirs die hier, in Engeland en op Jersey verspreid liggen, snap ik er nog minder van. Ach, wellicht moeten we het maar beschouwen als mooi vermaak voor de 21e eeuwse toeristen.

Wanneer we nog een kilometer of tien naar het noordwesten rijden, zien we nog zo’n veldje, maar dit keer zonder hek eromheen. Dus mogen we gewoon door de steenrijen heenlopen. En dat doen we ook. Niet geheel verbaasd ben ik uiteindelijk, want even verderop zie ik dat de D-weg er ook dwars doorheen loopt. Keurig strookje asfalt gewoon door de zo zorgvuldig geplaatste stenenrijen.

Als je nu in totaal 260 kilometer hebt gereden, is de dag wel lekker gevuld. Toch besluiten we hoge even Chateaulin in te gaan. Toch onze uitvalsbasis dezerdagen en wellicht een aardig Frans stadje. Zo een met een paar kroegen, wat restaurants, een bakker, een slager en wat winkels die je absoluut niet nodig hebt.

Nou niet dus. Chateaulin is een stadje aan een rivier met een enorme LeClerc, een paar rotondes, een brug (ok, twee), een mooie, oude met gietijzeren palen gestutte markthal en helemaal niks te doen. De cafe’s? Achenebbisj. Restaurants? Vaag. Terrasjes? Niet.

Dus treedt plan B in werking en dat is barbecueën. Je moet toch wat.

Wanneer de volgende ochtend de rookwolken van het gegrilde vlees zijn opgetrokken, besluiten we het kalm aan te gaan doen. Niet te veel en niet te lang rijden.

Komt natuurlijk niks van terecht. Het is hier nu eenmaal ruim opgezet, dus als je wat wilt zien, moet je een eindje rijden.En als je de zuidkust en de westkust hebt gezien (een oost- is er niet), wil je ook naar het noorden.

Dus dat wordt weer gele wegen rijden (op de kaart geel en wie wel eens door Frankrijk rijdt, weet dat het dan lang kan duren). Even naar Brignogan-plage, even naar Meneham. En vandaar alsmaar weer de bordjes Da Bep Lec’h volgen, oftewel Toutes Directions, maar dan in het Bretons.

Als we klaar zijn met de zee, rest ons het binnenland. We willen naar Chateau Kerjean. En om daar te komen, moeten we langs Plouescat. Daar staat een houten markthal van voor 1600 en die pikken we gewoon effe mee (zie instagram - victorbaarn).

Wanneer we Kerjean naderen, is er een Deviation. Gewoon in het Frans en op z’n Frans. Wel aangeven dat je moet oprotten, maar niet waarheen. Wij op goed geluk op de rotonde (natuurlijk) een luikje verder. Voor je het weet rijd je dan een route die zomaar drie kwartier kan duren. Dat was niet handig en wij terug. Wat blijkt? Net op dat moment wordt de opbreking opgeheven. Bordjes weg, in de laadbak en wij erlangs.

Soms wil je gewoon mazzel hebben, of dwing je het af. Zo hoop ik morgen, als we in Cancale de volgende tussenstop gaan maken in een hotelletje aan zee dat ze in de hoofdstad van de Bretonse oesters ook gewoon biefstuk hebben.

Soms moet je gewoon mazzel hebben!

Punten verzamelen

Langzaam wordt het herfst. Dat merk je niet alleen aan de tijd dat het licht blijft, maar ook aan de dalende temperatuur. Het buitenzittendat kamperen als het ware in zich heeft, begint z’n tol te eisen. Het is soms gewoon koud. Alsof je twee-en-half uur op de tram zit te wachten in een plensbui en het dak van de halte ligt eraf. Zoiets.

Maar overdag is het overwegend nog goed te hebben, al werd de woensdagmorgen vooral omschreven als regenachtig. Maar geen nood, het is een uitslaapdag. Dat wil zeggen, zo tegen negenen wordt er opgestaan. En dan mot het nog wat na. Geen uitnodiging voor een ontbijt in de tuin, maar het signaal om naar Quimper te gaan om daar te gaan ontbijten. Als we daar tegen elven aankomen, is het nog best lastig om iets van een stokbroodje met jus en koffie te bestellen. De lokale middenstand staat te popelen om het frituur aan te zetten.

Na een omloop door het middeleeuwse stratenpatroon, vinden we dan een lokaliteit waar het gevraagde op de menukaart staat.

Quimper heet in het Bretons Kemper en dat spreek je uit met een langgerekte laatste e, anders zou je kunnen denken dat het een slaapplaats op wielen betreft. De hele dag rijden we door Zuid-Finistere en worden we doodgegooid met Bretons. Lekker handig met een Franse kaart. Bretons of Brezhoneg, we hebben het nog niemand horen gebruiken, maar het staat overal. Schijnt een neefje van het Welsh te zijn, nou dan weet je het wel.

Aan de verzameling vuurtorens voegen we die van Eckmuhl toe. Een stevig stuk graniet van zo’n veertig meter hoog. Zonder lift. Dus wij eromheen, naar de waterkant. Lekker ruig, niet te druk en eb in de haven. De bootjes liggen te spartelen op het droge. Varen moet je in Bretagne duidelijk plannen.

Lunchen ook. We gaan tegelijk met een hele kluit Duitsers crêpes willen eten. Dat gaat dus niet. De Franse ober bereikt nooit onze tafel en we besluiten in een volgend dorp het nog eens te proberen. Dat worden een pizza- en een taartpunt. Niet echt een crêpe, maar hee, op elke hoe van de straat zitten vier crêperieen, dus dat komt een deze dagen vanzelf goed.

Omdat de verzameling vuurtorens nog verre van compleet is, gaan we ook nog naar Pointe du Raz.Veel verder westelijker kun je niet komen in deze hoek en de volgende halte is dan ook Brazilië, of als er nog iets tussen ligt dat. Kortom, ruim baan voor duizenden kilometers zee.

Na twee uithoeken hebben we het dan wel gehad en is het tijd voor de terugtocht naar Chateaulin.

In het Bretons mogen we zoeken naar Kastellin.

Omschakeling

Met hetafsluiten van hoofdstuk 3, wordt ook meteen een nieuw hoofdstuk gestart: hoofdstuk 4. En dat betekent een enorme verandering voor ons in taal, in geld en in rijhelft.

Maar eerst hebben we nog wat afrondende zaken te cheffen op Jersey. We gaan op de laatste dag nog een klein rondje maken op het eiland, inderdaad, de linkerhelft van Texel. Op zowel de gratis weggeefkaart die we bij Condor hebben gekregen als op die we voor een tientje hebben afgenomen bij Reisboekenhandel Livingstone in Den Haag (gaat dat zien!), staat op een paar straten afstand van onze camping een dolmen van zo’n 6000 jaar oud. Natuurlijk blijkt dat in de praktijk onvindbaar. We rijden de weg af tot het een zandpad wordt, lopen dat af en vinden niks. Dus terug naar de auto en verrek, vanuit die richting staat er wel een bord met info (dat vrijwel vergaan is - de dolmen is voor de eeuwigheid, het bord houdt 20 jaar).

Dus vinden we de stapel keurig gerangschikte stenen, met ook een extra toevoeging waarop 1990 staat, iets wat ons totaal ontgaat.

Meer stenen vinden we op de hoek van het eiland, waar ooit een kasteel stond dat uitkeek op Sark en Jersey. Nu resten de resten ervan en rijden we na bezichtiging en afkeuring van de vuurtoren snel verder naar...

...het zuidelijkste puntje in het westen. Waren we ook nog niet geweest. Maar eerst naar de Poplars Tearoom (sinds 1984) en ik maak niet graag reclame, maar moet wel zeggen dat hier de lekkerste tompoucen worden verkocht die er zijn (in de klasse met slagroom, niet die met bakkersroom). Ben je in Bretagne, heb je twijfel of je naar een kanaaleiland moet, ga dan naar Jersey, naar Poplars.

Om de zaken af te ronden, gaan we nog even naar een kerkje in de hoofdstad. Een nietig gebouwtje dat de Unescolijst nooit zal halen, ware het niet dat ene René Lalique hier al het glas heeft ontworpen. En zoals we sinds Lissabon al weten, dat kon ‘ie als geen ander. Ga naast de tompoucen zeker ook nog even hier langs!

De middag wordt afgerond met een tentafbreeksessie. We willen morgenochtend als we de zaak echt moeten afbreken niet met een pisnatte De Waard zitten en bovendien moeten we om zes uur al op en dan willen we niet dit tweekamerappartement hoeven in te pakken. Om nu niet in de openlucht te hoeven vertoeven, hebben we nog de Hilleberg Tarra bij ons. Een bescheiden trekkerstenten qua formaat, maar wel zeer op z’n taak berekend.

En dat weten we de volgende morgen, om 6.42 uur start ik de auto en dat is drie minuten eerder dan gepland. Dus wij naar Condor en hopen op een vlekkeloze reis. Zowaar, een paar uur later staan we voor de douane! We hebben het niet alleen gered, we rijden ook weer rechts en verstaan niemand. We zijn in Frankrijk. Wat een weelde, wat een ruimte en leegte.

En wat een rotondes! En ook hier alleen maar dubbele plaatsnamen (tweetalig gedoe, het lijken wel Friezen ehm, Welsh).

Nu goed, over een afstand van 200 kilometer is het nog maar een fractie van wat we in Engeland hebben gezien, maar dat komt ook omdat we hier wel snelweg hebben. En dan moet je niet met rotondes gaan lopen klooien, dat snappen zelfs Fransen!

We strijken na een korte lunch in een restaurant dat in 1981 voor het laatst een verfbeurtje heeft gehad,neer in Chateaulin. Een klein stadje dat onze uitvalsbasis zal worden voor een aantal dagen oude stadjes, vuurtorens, kliffen en Carnac.

Over de Bretonnen, Bretagners, Bretenzers, Bretten of hoe ze hier ook heten niks dan goeds. Okee, in het verkeer moet ik wel eens geen voorrang verlenen want anders had ik nu nog op de rotonde voor de brug gestaan, maar verder zijn ze heel aardig. In de supermarkt - die even groot is als een voetbalstadion - vraag ik waar de kolen zijn voor de barbecue. In stevig Bretons wordt mij verteld hoe ik daar zou moeten belanden. Volkomen onbegrijpelijk en volledig gedesoriënteerd ondanks 7 jaar Frans op de middelbare school, staar ik de caissière aan. Ze sluit haar kassa en gebaart mij haar te volgen, wat ik gedwee doe. En inderdaad, dit had ik nooit gevonden. Het is een bijgebouw van de supermarkt, waar je een volledige Mediamarkt in kwijt kunt. Zo’n kleine vijf minuten lopen van de dichtstbijzijnde kassa. Ik zeg haar in roestig Frans dat ik het bijzonder aardig vind dat ze mij zo heeft geholpen.

En als dat nog niet genoeg is, krijgen we met meer vriendelijkheid te maken. De tomaatjes zijn afgewogen, maar niet gestickerd. Een andere caissière bretonneert ons dat we er iets mee moeten. Hulpeloos kijken we toe. Tot de mevrouw achter in onze rij met Mariella meeloopt vijf minuten de andere kant op naar de tomatenstraat in de supermarkt (bij het uienplein) en laat zien hoe je dat doet. Wegen, stickeren en dan weer terug.

Blijken het geen huppeldepuptomaatjes te zijn, maar cherry. Dus de mevrouw weer terug voor weer een andere sticker. Beiden bedanken we haar voor haar spontane hulp.

En gooien ‘s avonds de gespietste tomaatjes op de gloeiende kolen.