Zwart-geel uit, altijd lastig
Half zes. De wekker? Nee, een aanval van de zwart-gelen. Wat blijkt? We hebben onze boot geparkeerd onder een tros wespen in een boom. Niet eerder opgevallen, natuurlijk, want die beesten houden ook nachtrust. En bij het krieken? Ja, dan gaan ze dus op pad. En omdat onze raampjes open staan, zijn wij een gemakkelijke prooi.
Ik lig nog heerlijk te slapen, overigens. Maar ontwaak als Mariella als een maniak glazen uit de keuken komt halen. Omdat ik ‘s morgens nog niet op m’n best ben, ben ik eerder geagiteerd, dan geïnteresseerd. Maar als dan om 7 uur de pomp weer aangaat, ja, dan moet ik toch maar actie ondernemen.
Al die tijd is Mariella bezig geweest te het vangen van wespen in glazen en iets van een deksel. Op dat moment is het besef van een nest nog niet doorgedrongen.
En ik maar loftuitingen doen op de omgeving van brug 70.
Om 7 uur is het crisisberaad, er blijven door openingen in de boog wespen zich naar binnen vechten waarvan er zelfs eentje het heeft gewaagd Mariella te steken. De crisis wordt opgelost door een vroege vaart. We gooien om 7.15 uur de trossen los nadat we net ervoor door onze buurman zijn gepasseerd. Die was ook vast bezig met de zwart-gelen.
Als we een paar minuten onderweg zijn, leeg ik een voor een de glazen, want doormaken? Nee, dat doen wij niet. Zelfs niet met wespen. Ik wens ze per wesp een behouden vaart, licht het dekseltje op het glas en ze zoemen erop los, op naar nieuwe avonturen.
Zo vroeg al varen, betekent ook vroeger op de bestemming aankomen. Om dat een beetje te temperen, gaan we liggen waar we eergisteren lagen (we waren immers gekeerd) voor een wesploos ontbijt. Ok, eentje komt ons even storen, maar die jaag ik door het raampje vort.
Het varen gaat daarna wat vlotter dan gewend, Hoewel we nog steeds niet weten welke kant op de stroming staat (!), denk ik stroom mee te hebben. Denken? Niet doen, voor je het weet zit er weer iets om de propeller en mag ik weer met de motor uit, het deksel eraf en met de arm in de vissenkom grijpen naar groen. Soms wier, soms gras, soms plastic. Alles houdt ons op, dus het moet weg.
Bij Tod’s brug zijn we weer waar we de dag voor gisteren waren. Mooi plekje. En we leggen aan. Omwille van onze vroegte, hebben we nog de halve middag en die gaan we besteden in Abergavenny. Dat is als je bij het Indiase restaurant bent nog een dik half uur verder langs een drukke A-weg. Rotonde over, voorrang krijgen, niet vergeten links/rechts te kijken in andere volgorde en dan lekker een lange, hoge trap op, dwars door een 19e eeuws Welsh arbeiderswijkje. Nou, daar word je vrolijk van!
Op goed geluk gaan we dwars door de wijk. Normaal gesproken is een kerktoren ons ijkpunt, maar dat ding blijkt hier niet boven de overige bebouwing uit te steken. Echter, hou ouder de huizen, hoe breder de straten en hoe drukker het wordt, hoe centraler we komen. Middenin de winkelstraat. We kopen er twee cocktails en een bruschetta op een terras, gaan ons te buiten (85 pence) aan een stokbrood voor bij de zelfgemaakte saté van vanavond en Mariellakoopt ook nog een jurkje.
Is dat dan alles? Geenszins! Omdat we best een lange terugtocht voor ons zien, besluiten we een taxi te nemen. Onze onderlinge gesprekken worden onmiddellijk herkend als Nederlands en ja, meneer heeft een oom die aan onze dijken heeft geklust. In Zeeland.
Terug bij de boot, is deze volkomen batterijloos. Terwijl we met de diesel toch een kleine vier uur hebben gevaren en daarmee ruimschoots alles zouden hebben moeten opgeladen. Niet dus. We zetten de motor weer aan en bellen de verhuurder. Ik leg mijn telefoon terzij en hoop dat hij terugbelt, ondanks dat ik heb aangegeven dat het niet urgent is. We hebben namelijk zelf eenhele verzameling kampeerlampen mee. Dus licht zat.
Na anderhalf uur begint onze achterkant ook weer lawaai te maken en witte rook uit te stoten. Dat wil zeggen, de boot. Een even verderop gelegen schipper helpt ons van het probleem af door aan te geven dat we af en toe de greasegun even moeten hanteren.
Net op het moment dat de rust is teruggekeerd, komen daar Rob en Olwen het jaagpad afgestruind..Zijnde de rechtmatige eigenaars van onze boot, thans verhuurders. Ze hadden gebeld, maar geen gehoor. Bleek dat ze Mariella hadden gebeld en haar ringtoon is wat ingetogen. Dus niks gehoord.
Geeft niks, want vanaf dit punt is het wellicht twee dagen varen, maar met de auto maar twintig minuten.
De hele boot wordt gecheckt en ze kunnen niks vinden. Wel wordt ons bilgpump-probleem afgedaan als ietsmet de kachel. Heeft dus niks te maken met een droogkokende pomp, maar met een kachel die zichzelf inschakelt. En ja, dat gebeurt dus elke ochtend om 7 uur. Aha!
Ons wordt toevertrouwd dat het heel goed is dat wel gebeld hebben en de troubleshootlijst keurig hebben gevolgd. Het was een risico de bilgepump uit te schakelen (in het ergste geval zinken, maar ja, waar hebben we het over: het is hier een meter diep), maar we deden het uit voorzichtigheid en dat wordt gewaardeerd.
Wat ook wordtgewaardeerd, was de zelfgemaakte saté. Recept is op te vragen, houd wel rekening met het feit dat de koelkast een dag naar knoflook ruikt.
En goed ook!
Keerpunt
Donderdag. Eerste van vier weken zit erop. Oftewel, we zitten al zeven dagen aan de andere kant van de Noordzee. En voor wie zich het afvraagt, ja, we zitten nog steeds op de narrowboat.
Wilde avonturen!
Zo word ik om 7 uur uit bed getremd om de bilgepumpswitch om te schakelen, want vanzelf is deze weer gaan pompen terwijl er geen druppel water in het motorruim zit. Kwestie van een beetje te scherp afgesteld, schijnbaar.
Na deze enorme inspanning, worden we pas tegen half tien actief. Dat wil zeggen, koffie en ontbijt. Het blijft natuurlijk wel vakantie. En qua varen ligt er vandaag voor ons maar een korte tocht in het verschiet. Wel twee belangrijke activiteiten, te weten water tappen en keren.
Water tappen doen we in dezelfde haven als waar we gisteren al even naartoe zijn gelopen. Voordeel is dat we precies weten waar de kraan zit en Mariella legt de boot er keurig precies voor. Het tappen is ons uitgelegd als iets dat heel simpel is. Draai de tuinslang op de kant aan de kraan, steek het andere uiteinde in de tank en draaien maar. En wachten.
De schroefdraad past eigenlijk niet op de kraan. Als ik de switch naar volledig open draai, spuit er meer water langs de kant van het ding dan in de gele slang. Geen goed idee. Dus ga ik op halve kracht proberen 200 liter te tanken. Dat duurt nog behoorlijk lang. Zo lang, dat ik besluit dan toch maar de turbo aan te zetten en iets van water te verkwisten. Had ik dat niet gedaan, dan was ik nu nog aan het tappen geweest.
‘ Wanneer is de tank vol?’ Dat vroeg ik een aantal dagen geleden aan de verhuurder. ‘Tot het water over het dek stroomt,’ antwoordde hij. Dus ik tank lekker door tot het water langs de slang en de tank begint te lekken. Goed systeem, lekker duidelijk.
De afgelopen dagen hebben we zo’n 60 bruggen geteld. Dat is geen opgave, want ze zijn met een emaillen bordje keurig op volgorde genummerd. Als we dat transponeren naar ons boekje, zien we dat we voorbij brug 70 een uitstulping in het kanaal krijgen waar onze boot kan keren. We moeten namelijk weer de hele weg terug varen naar de verhuurplek.
Omdat we ruim 15 meter lang zijn en het kanaal nergens veel breder is dan 10, is het raadzaam die keeractie te doen op een plek waar een keerpunt op de kaart is aangegeven. Het enige wat we hoeven te doen, is te tellen tot we brug 70voorbij zijn en dan maar wachten tot we het kanaal breder, veel breder zien worden.
Onderweg hebben we een aantal keerpunten gezien en we kunnen niet anders dan toegeven dat dit het beste keerpunt is wat we tot nog toe zijn tegengekomen. Dus, ga je ooit een narrowboat huren en doe je dat hier in Brecon, keer dan bij 70!
Een gratis tip van twee professionals.
Het keren werd in het boek aangegeven als een ingewikkelde klus, waarbij je met hefbomen en touwen in de weer moet. Nou, niet bij 70. Beetje gas geven, beetje sturen, beetje heen en weer en voor je het weet, ben je op de terugweg. In ons geval betekent dat zo’n 60 bruggen terug en zo’n 30 mijl varen. De planning is zondag in de loop van de middag via de sluis weer terug te zijn.
Naast de handigheid van het keren bij 70, is het ook zo dat er hier een stadje ligt dat in de gids een mandje heeft meegekregen. Dat betekent een winkel. En dat niet alleen, ook worden we gewezen op de fish- en chipslokaliteit en de pub.
En dat op maar een kwartiertje wandelen. Bergaf. Want dat is het gekke van ons kanaal, we varen al dagen zo’n 50 tot 100 meter boven het dal waar de rivier de Usk stroomt. Dit kanaal is aangelegd, dat weten we. En wat we ook weten, is dat er een lang jaagpad langsloopt (waarover we soms door wandelaars worden ingehaald), dus het is allemaal artificieel. Maar toch blijft het gek. Water zoekt altijd het laagste punt, maar blijft hier ver boven het dal keurig in het kanaal hangen. Niet dat het veel is, de diepte is soms maar een krappe meter, maar toch.
De winkel in Penperlleni is een echte teleurstelling. Klaarblijkelijk is er een Tesco in de buurt (als je een auto hebt), want deze winkel moet het niet hebben van de dagelijkse boodschappen. Meer van de ‘snel nog even pannenkoekenmeel of Cup-a-soup halen’. De champignons dragen op hun doosje geen datum, maar zijn er duidelijk al voorbij, de paprika’s hebben een smeerseltje Oil of Olaz nodig en de komkommer is nog voor driekwart goed. Vlees? Is er niet. En anders hadden we het ook niet meegenomen, want het had vast zelf kunnen wandelen, qua versheid. Dus nee, de cola en de wijn zijn prima. De komkommer mag voor de halve prijs mee en we zijn tevreden met het resultaat, Morgen eten we saté van de barbecue (dat vlees hadden we al gehaald bij de Tesco - zie enige blogs geleden) in een marinade van eigen maak.
Het is al bijna morgen!
‘You need a bigger boat!’
Nee, geen haaien in het Breconkanaal, ver en diep weggestopt in Wales. Dus die bigger boat slaat meer op het gebrek aan ruimte op onze 45 voet lange (15 meter) en bijzonder smalle (vandaar narrowboat) schuit. Het is af en toe een beetje priegelen. Ik noem een douche. Dat is toch wel krap. Niet zo krap als in de camper in Amerika, maar wel zo krap dat je met je kruin de douchekop een zwaai kunt geven. En het water blijft dan ook nog eens staan in de bak.
‘Daar is een knop voor.’
‘Oh, antwoord ik,’ en druk erop. Water slurpt weg.
Ja, het zijn zo de luxeproblemen van de vakantieganger. Het is ‘s morgens fris, zo tegen het herfstige aan. Ook geen probleem, al schijnt het tegen het einde van de week zo ongeveer 25 graden te worden. Dat is veel voor Wales.
Na een lange ontbijt- en afwassensessie, varen we tegen elven uit. We gaan naar net voorbij 78. Dat is niet te ver van de haven van Goytre en een idyllisch plekje, aan de vallei. Dat betekent dat we vandaag niet heel lang gaan varen. Op papier.
Sinds een dag of twee hebben we namelijk een probleem. In het kanaal drijft van alles wat de natuur voortbrengt. Gras, takken, riet, allerlei groen. En onze propeller neemt dit enthousiast op in zijn vele omwentelingen. Hierdoor verandertonze snelheid van 5 naar 2,5 kilometer per uur. Dat betekent dat ik al een aantal keer plat op de buik liggend in het motorruim - de diesel staat uit - een doos van Pandora mag openen met een schroef, een klem en een plaat gerubberd staal, Dan zie ik een rechthoek ten grootte van een schoenendoos (maat 45) die vol water staat. Als ik me dan volledig uitstrek en de rand van de stalen motorruimteplaat in mijn lijf voel drukken, kan ik net bij de drie bladen die onze propeller heeft. Ik bevrijd deze dan van het eromheen gedraaide groen, haal dat op om te laten zien en smijt het overboord.
Dan kunnen we weer een tijdje varen, tot we weer...
Tijdens een van de keren besluiten we de boot niet stil en vast te leggen, maar te laten dobberen. Nadat ik het luik heb gesloten, begint er iets te brommen en komt er witte rook uit de zijkant van de boot. Zoveel,dat het lijkt of er twee pausen zijn verkozen. Dat is geen goed teken, weten we sinds Avignon.
Maar wat is het en hoe krijg je het zaakje weer stil? In het handboek kijk ik bij de pagina troubleshooting. Daar staat niks. Dus besluit ik door de boot te lopen en alle apparaten en kranen even aan te zetten c.q. te laten lopen. Niks.
Tot Mariella bij het hoofdstuk motor kijkt en mij vraagt wat een bilgepump is. Geen idee. Maar dat kan wel het probleem zijn. Mooi, nu nog uitvinden waar dat zit. Motorluik open en verrek, een on-/offschakelaar. Ik haal ‘m om en het is stil.
Zo worden wij volleerde zeelui.
Tot brug 78 herhalen we het wiertrekken, moeten we af en toe de boot vrijduwen van de bodem, waar we op lopen en vaar ik een keer tegen in plaats van onder de brug. Niemand heeft iets gezien of gehoord, het is hier op het kanaal namelijk erg rustig. De drukte zijn we voorbij en bij 78 is het leeg. Inmiddels is het half acht ‘s avonds en is er nog steeds niemand. Dus blijven wij de enige gasten.
We lopen na aanleggen even twee kilometer naar de pub voor een pasty met cornedbeef en een citroenlimonade en gaan weer even rap terug, langs de blatende schapen en de kwekkende eenden.
Idyllisch. Ik zei het al.
Knopen tellen
Llangattock, zo tegen achten in de ochtend. Tijd om wakker te worden, maar nog geen tijd om op te staan. Vanuit mijn kajuit zie ik de eerste boten alweer langsvaren. Eerst wat klotsend water, dan een tijd lang zijkant met ruitjes, dan pratende/groetende mensen en dan het pruttelen van een dieselmotor.
Dat is je ware leven, lekker op een boot de hele dag in de dieseldampen staan. Doen wij ook!
Maar eerst naar het plaatsje. Direct na het verlaten van het jaagpad via de brug, valt ons op hoe hoog het kanaal ligt ten opzichte van alles. Plaatsjes liggen beduidend lager. Dat is heen niet zo erg, we dalen af. Terug echter, is het een forse klim tegen het asfalt op. Voor straks dan, want we gaan eerst de hoofdstraat van het dorpje afkeuren, de afstand naar Crickhowell te ver vinden en dan maar koffie drinken in de Rectory. Fijn hotel, lijkt ons. Maar niet nodig, we hebben een boot.
Terug missen we de auto. De klim is inderdaad wat we vreesden.
En dan is het een kwestie van de procedure volgen,. Motor starten, voortouw los, duwtje geven, achterbouw los en niet vergeten aan boord te springen.
En daar gaan we, met vier kilometer per uur. Alle hardlopers en fietsers halen ons in en menig wandelaar, met of zonder hond. We gaan dus niet zo snel, hoe snel? Geen idee, de motorklok geeft alleen toeren en daar kun je niet zo veel mee.
Dus we toeren wat door het lommerrijke landschap, zien af en toe een heuvel en vooral heel veel water. Omdat Mariella bewezen heeft beter te kunnen varen dan ik, zit ik meestal op de voorplecht om in het geval dat de kant te dichtbij komt, deze af te duwen. Dat is soms nodig. Sowieso hebben we niet voor niets een botsneus van gevlochten touw om ons te behoeden voor het invullen van schadeformulieren.
Daar zijn we de enigen niet in, want als we ‘s middags aanleggen en aangelegd liggen te wezen, komen de buren van deze avond ons begroeten door hun zijkant in de onze te zetten. Ook ahoy! We kijken even op van ons yathzeeen, zeggen gedag en gaan gewoon verder met dobbelen.
Ergens tussen de middag meren we aan in een plaatsje, waarvan wordt gezegd dat er een pub ligt. Dat klinkt als lunch, maar is het niet. Ze gaan om 4 uur open op dinsdag en hebben dan geen ‘food’. Tegenvaller. Met een knorrende maag verder, gelukkig weten we dat we op weg zijn naar ee Indiaas restaurant bij Tod’s Bridge. Tenzij???
Onderweg er naartoe raken we wel even onze snelheid kwijt. Bij brug 97 gaat de boot ook bij een dot gas niet vooruit. Nou ja, een beetje. Een grasspriet of zes per minuut. Dat kan niet de bedoeling wezen. Maar waar komt het door? Meer gas geven, geeft alleen maar meer lawaai en meer dieselstank. Ik kijk over de rand naar achteren en tref wat groene slierten aan. Zou onze propeller wellicht omgeven zijn met wier? We hebben van de eigenaar van de boot een korte tocht gehad en hij heeft ons een doos gewezen bij de motor die we alleen open mogen draaien als de motor uit is en volgens Mariella zit daar de propeller in. Ik draai de buis eraf, til het luikje open, zie een klots water en steek mijn arm erin. En inderdaad, ik voel een buis en wat bladen waaromheen begroeiing heeft plaatsgevonden. Met wat moeite wurm ik het los en we kunnen weer verder.
Er is schijnbaar pas gemaaid, want tot Tod’s Bridge blijven de prestaties achter bij wat we gewend zijn. Of is het suggestie?
Eerst maar een lekkere tandoori.
Inschepen
Als ik wakker word, hoor ik buiten het vertrouwde geluid van regen dat tegen het dak klettert. Klinkt thuis precies hetzelfde, Vervolgens gulpt het enthousiast de afvoerpijp door naar beneden. Het is maar goed dat we gekozen hebben voor een hotel en de tent nog gewoon achterin de auto hebben latten liggen droog blijven.
Een uurtje na het wakker worden, zitten we in de auto, op weg naar het volgende avontuur, ons weekje varen op de narrowboat. Daarvoor moeten we volgens onze vrienden van Google 2 uur voor rijden, het zijn er ruim 3. En daartellen we de tijd die we in de enorme Tesco doorbrengen nog niet eens mee. Die tijd is nodig om proviand in te slaan voor op de boot. Dat gaat net effe iets verder dan een potje jam. Dat zullen we straks wel merken als we de inhoud van de kar op de achterbank proberen te proppen.
Even daarvoor maken we kennis met een caissière die weliswaar bijzonder vriendelijk is en bij wijze van praatje aan ons vraagt wat we gaan, maar niet al te wereldwijs. Een narrowboat zegt haar niks. Brecon, een natuurgebied op een kilometer of 50 van haar woonplaats? Nooit van gehoord. ‘En dat varen, is dat met allemaal andere mensen, net als in Amsterdam?’,probeert ze nog. Want dat kent ze wel. Op ons antwoord dat we met z’n tweeen zijn en dat de boot een keuken, sanitair, een woon- en een slaapkamer heeft, doet haar verbazen. ‘Hoe we hier zijn,’ probeert zij verder. Met de auto. ‘Dat hele end vanaf Nederland?’ Nee, eerst een stukje met de veerboot en ja, daarna helemaal naar Wales met de auto. Nou, zij is helemaal naar Amsterdam geweest met het vliegtuig.
Wales. Achtergebleven gebied mag je het niet noemen, maar dan moet ik me wel inhouden.
Op weg naar de verhuurder in Llanfrynach worden we met hoosbuien onthaald. Dat belooft wat voor op de boot. Op zich niet heel erg, behalve dan dat je op zo’n boot het besturen in de openlucht doet. Nu hebben we de man twee regenpakken bij ons, maar er zijn grenzen.
In Llanfynach is het stralend. Oh nee, het regent. Nee hoor, de zon schijnt. Nou ja, zo ongeveer gaat het er in de heuvels van het Breconpark aan toe. Wisselend.
Ter plekke wacht een kopie van Marco Kroon - onze ridder MWO - ons op. Kort, gedrongen, baardje. En hij spreekt een woordje Nederlands. Want om de Zuid-Afrikaanse dienstplicht te ontlopen, heeft hij 20 jaar in Dordrecht gewoond en gewerkt. Logisch. Maar nu is hij hier de trotse eigenaar van zes narrowboaten, een hond, een kat en een vogelspin. Die we allemaal te zien krijgen, want haast moeten we niet hebben. De boot wordt nog gepoetst door de dekzwabber van dienst. Dus wij hebben alle tijd om onze auto leeg te trekken en alles in plastic naast de boot te zetten. Handig, want tussendoor heeft het al twee keer geregend.
Na een uurtje maakt Kroon ons wegwijs op de boot. Dat gaat zo snel, dat we geen flauw idee hebben wat hij allemaal heeft uitgelegd. Iets met gas, met diesel, met water, met een plee, met koolmonoxidemelders, met sloten, met water in de motorruimte en ga zo maar door. We zullen het wel zien.
Nog een uurtje later helpt hij ons door twee zogenoemde locks, op weg naar nieuwe avonturen. De boot vaart tussen de 4 en 6 kilometer per uur, dus haast maken heeft geen zin. Het ding is 15 meter lang, 2 meter breed en luistert slecht naar zijn bestuurder. Dat zal wel een kwestie van wennen zijn, maar geregeld komen we vast te zitten op de bodem van het kanaal, waar we ons dan weer vanaf moeten duwen met een stuk van zo’n 2,5 meter. Zeker bij bruggen (veel) en tegenliggers (geregeld) is het een kwestie van behoedzaam sturen, iets wat Mariella veel beter afgaat dan mij. Ik verkies dus de rol van matroos, terwijl zij de schipper mag zijn. Verschil moet er wezen.
Thans liggen we net voorbij brug 116 en is de spaghetti op. Achter ons aan de kant liggen nog vier andere boten. Schijnbaar is dit een goede ligplaats.
We zullen het morgen wel merken, als we klaar zijn om weer verder te gaan.
Edrychwch ir chwith
Het probleem met tweetaligheid, is de enorme hoeveelheid informatie die op een bord moet komen. Daar hebben we in Nederland last van, want wij zeggen Leeuwarden, maar zij Ljouwert. Of we het wel even allebei op het bord willen zetten.
In Wales/Cymru levert dat soortgelijke problemen op. En dat zorgt er dan weer voor dat een aan tweeen - degene die moet navigeren - wel eens de fout in gaat. Vandaag was ik dat en dat leverde een extra rondje en een extra straatje in Pembroke op. Pembroke zelf heet gewoon Pembroke, maar als je er eenmaal bent, wil je naar het volgende punt op de kaart: Haverfordwest (Hwlffordd). En wanneer die puzzel is opgelost door en door.
Tot we in St. Davids zijn. Aangenaam stadje, citroentaart, espresso, kasteel, kathedraal, harde wind. Nog even naar de kust waar we geen vijf pond betalen om te mogen parkeren, want we willen alleen de zee zien en niet aanraken en dan terug. Richting Tenby, onze uitvalsbasis voor twee dagen.
En wat een feest dat is! Vanaf ons hotel - dat om moverende redenen in een buitenwijk is gesitueerd - moeten we door een kloof, waar twee rotondes aan elkaar zijn gegroeid, en waar heel veel verkeer is. Een soort flessenhals voor de hele regio. We lopen onder het spoor door en moeten weer klimmen. Naar het hoger gelegen centrum. En omdat we zelf aan zee wonen, komt alles ons bekend voor: gillende meeuwen, harde wind, strand, veel mensen en overal eettentjes waar het proppen is. Zowel qua eten, als het hutjemutjezitten. We lopen wat heen en weer en raken nog niet in paniek..Er zal toch wel een echt restaurant zijn? Iets met normaal zitten en normaal eten?
Dat is er, al is het wel even zoeken. Mariella had van tevoren nog even gegoogled en een en ander gevonden, maar van de twee telefoons juist die in het hotel laten liggen. Geen nood zou je zeggen, dan Google je opnieuw op wat je wel meehebt. Fout. In het schermpje staat 4G, maar in de praktijk is dat gewoon E. Oftewel, geen bereik, want moderne telefoons reageren niet meer op alles tot en met 3G. Nul verbinding is geen eten. Tot we met mazzel door een onooglijk achterafstraatje lopend iets ontdekken dat bekend voorkomt. Een van de restaurants die in het hotel op Google verscheen.
Hoppa.
Hapje gegeten, en om onszelf de kloof terug te besparen, helemaal om het stadje heen gelopen. Langer lopen, maar minder hoogtemeters.
Ach, komen we ook nog eens buiten.
Morgen naar Brecon. Dan begint ons narrow boat-avontuur. Dan ruilen we het stuur in voor een roer. En gaan we praten in bak- en stuurboord. Of zullen we maar gewoon links en rechts blijven zeggen? Het is hier allemaal al ingewikkeld genoeg. Rechts, links, zolang we maar Welsh met elkaar gaan praten. Ik zou niet eens weten hoe je Ir chwith moet uitspreken.
Keihard sjezen
In 2018 verscheen van de hand van Ilja Leonard Pfeijffer de roman Grand Hotel Europa. Hij schetst daarin een realistisch beeld hoe Europa zucht onder het juk van massatoerisme. Wanneer we hartje centrum uit de bus stappen van Peartree naar Oxford, zitten we middenin het boek. Dit is Barcelona, dit is Venetië, ditis Amsterdam. Dit is Oxford.
Bij het uitstappen kijken we elkaar aan. Dit kan niet de bedoeling zijn. Natuurlijk, het is zomervakantie, natuurlijk, het is aardig weer en ja,hier is veel te zien. Maar om nu te zeggen dat dit iets is waar we graag zijn, is een ander verhaal.
Ik was hier in 1996 eens en wij waren hier in 2005. Sindsdien is er veel veranderd. Niet ten goede. Azië heeft de goedkope vliegtickets ontdekt.
We maken een rondje langs waar we eens eerder waren, we bekijken wat dingen die we eens eerder bekeken en we nemen een extra sterke koffie waar we eens eerder dronken. En we maken dat we wegkomen. Bus terug naar Peartree en dan met de Audi volgas de stad uit. Op naar Cymru, eh, Wales.
Om daar te komen, moeten we de M4 hebben. Tussen ons en de M4 ligt een stad die in elk geval geen toeristen met goedkope vliegtickets in de achterzak zal treffen. We rijden door een vrij lelijk arbeidersstadje met bijbehorende huizen. Van die kleine vierkante, ondiepe woningen met een deur, een raam ernaast en eentje boven. En daar dan een heel rijtje van, en daar dan hele straten van. En daar dan een hele stad vol mee. Maar waarom gaan we dan door Swindon - want zo heet het daar - en niet eromheen? Omdat middenin de stad sinds 1972 de Magic Roundabout ligt. Een rotonde voor gevorderden. Een superrotonde. Een rotonde die bestaat uit zes rotondes.
En het gekke is, er is helemaal geen noodzaak voor dit ding hier. Er komen vijf wegen samen, die moeten dan via het rotondesysteem worden verbonden, waarbij elke straat een afslag en een oprit heeft. Toch koos men er hier voor om per straat een rotonde aan te leggen, plus eentje in het midden.
En ik heb ademloos staan kijken.
Er zijn mensen die zich keurig houden aan de regels en de rotonde overgaan zoals je dat doet. Er zijn er ook die volgas kriskras het plein nemen, waarschijnlijk omdat ze dit zo vaak hebben gedaan dat ze weten dat ze schadevrij kunnen scheuren. Een wonderlijk schouwspel op de zaterdagmiddag. Jammer dat we hier niet op maandag staan, zo tegen acht uur in de ochtend ergens in november.
Met lekker veel regen.
Goed, wij naar de M4, want van ons hotel in Oxford naar ons volgende in Tenby (Dinbych-y-Pysgodin Welsh - wie weet hoe je het uitspreekt, krijg een puntje lemoncurdtaart). En dat is toch al gauw 250 kilometer. Dus we trekken er maar eens goed tijd voor uit om er te komen. En die tijd is hard nodig.
Na zo’n 200 kilometer begint mijn maag fors te knorren, we hebben dan ook niet geluncht. De Mac reden we voorbij, op een rotonde en we waren al afgeslagen. Een rotonde verder geldt voor de KFC hetzelfde. Dus dan maar naar een Shellstation voor een snel broodje beef. De weg wordt keurig aangegeven. Nog 200 llath (dat zijn yards, dus plusminus meters). Maar in plaats van een afrit op de snelweg, is het een soort zijstraat. Dus de auto moet vol in de remmen en we prijzen de ABS.
We prijzen niet de maker van het broodje, maar een broodje is een broodje. Zeker als je honger hebt.
Maar hoe nu komen we weer op de weg? Dat is namelijk weer zo’n strookje van 10 meter breed, direct aan de weg waar ze 120 rijden. Dan is het fijn dat we een 2.0i hebben. Net voor ons hebben we een Porsche hetzelfde horen doen, planken. De naast de Shell gelegen Inn zal niks anders kennen dan de geluiden van het starten van een grand prix in de formule 1: volgas!
En binnen een paar seconden zitten we dan weer zelf op 100+. En voor we het weten zitten we in het B&B-boutique-hotel-dinges, waar we gaan slapen. Morgen zondag, dus rustig aan. Er is een bar, een lounge en een grote tuin.
Grote kans dat het gaat lukken.
De rotonde naar Oxbridge
Groot-Brittannië is een land dat is stil blijven staan. Ergens eind jaren 60. Laten we zeggen, 1969, want Woodstock ligt hier vlak om de hoek. Hier is Oxford,hier regent het en hier komen, was een beste opgave.
Maar eerst ontbijten. In de Rectory Manor. Tom is qua hartelijkheid vanochtend op dezelfde voet doorgegaan, waarop hij gisteravond is gebleven. Dat levert hem straks een mooie tip op, vinden we,. Zijn ontbijt is ook onberispelijk. Tien soorten jam, waaronder enkele lokaal geproduceerde, verse sapjes, verse, echte koffie en prachtige lokale kazen en worsten. Dat is ontbijten. Doen we in een mooie zaal, aan een tafel voor veertien, met twee andere gasten, die logeren in ‘The stables’.
Om ons heenkijkend, zie we een paar honderd jaar geschiedenis, uniformjasjes, portretten, medailles met Victoria en George V erop, dat soort spul. Mooi en sfeervol, top-ontbijt. RM krijgt van ons een dikke 10, en wanneer we buiten komen, schijnt de zon. Voorlopig voor het laatst, blijkt later.
We hadden eigenlijk nog wel een nachtje willen blijven, maar helaas, de RM is voor komend weekend geheel afgehuurd (7 kamers) in verband met een 80-jarigenfeestje. Dus vertrekken we, richting Lavenham, in eerste instantie, maar uiteindelijk richting Wales. Daar moeten we maandag zijn. Tijd zat, dus we bekijken de verzakte vakwerkhuizen van Lavenham uitbundig. Heel Shakespeariaans. Tearoom, naast tearoom, maar we gaan eerst maar eens een stukje rijden. Richting Oxford is het idee. En hoe je daar komen moet, is nog een aardige opgave.
Engeland is vooral noord-zuidgericht. Wegen van importantie gaan die kant op, van oost naar west is lastiger. Dat is vooral de heg volgen langs een bochtige veel te lange B-weg. In ons geval leidt die via Cambridge richting Milton Keynes. Best aardig om op een dag heel Oxbridge te doen.
Dat was nog best precair, want in aanleg wilden we Bridge mijden door via Londen te reizen. Was korter. De iPhone van Mariella laat echter via die weg alle alarmbellen afgaan en we gaan weer een stuk naar het noorden om dan alsnog Cambridge aan te doen. Dat is dan toch sneller dan via de hoofdstad. Die is op de vrijdagmiddag zo tegen twaalven al volledig dichtgeslibd met busjes, vrachtwagens en een enkele durfal in een personenauto.
Wij zullen door Milton-Keynes moeten. En ik vind dat slecht nieuws.Ik ken de stad uit de boeken, het is een soort Lelystad, bedacht in de jaren 60 en uit de grond gestampt. Bedachte steden hebben altijd twee nadelen: ze zijn sfeerloos en zitten vol rotondes. Dat eerste nemen we aan, want we zijn niet door de stad gereden - niet letterlijk - maar meer over de wegen die de stad doorkruisen. Geen huis gezien, alleen verbindingswegen. En rotondes. Heel veel rotondes. Heel, heel, heel veel rotondes. Ik heb ze niet geteld, maar heb er in MK minstens 50 gezien. Tel daarbij de 50 op die we verder nog zijn tegengekomen, en het leed is geschied. Rotondes, dingen die wij in de jaren 60 hebben vervangen door fly-overs, al zie je ze nu in het stedelijk verkeer wel weer terugkomen, en daar is een reden voor. Die reden zien we heel mooi vlak voor Croxton. Het heet een roundabout, in het Nederlands vertalen we dat naar chaos.
We willen koffiedrinken. En we kiezen er een Costa voor uit. Niet optimaal, natuurlijk, want het liefst heb je een tearoom, maar daarvoor moet je de weg af en gokken dat er in het dorpje dat je dan bereikt er eentje zit. HEt wordt dus een Costa. Op een schranspleintje. Want er zitten ook een pizzeria, iets met kippen uit Kentiucky, een Mac en nog veel meer.
Het Costaparkeerplein ligt direct rechts van de rotonde. We moeten dus strak rechtsaf en dan weer rechts om op de parkeerplaats te komen. Alle wegen naar de rotonde zitten vast, en dat betekent dus ook dat de aan- en afvoer van de rotonde een zooitje is. We komen in een filefuik om alleen al maar te kunnen mogen parkeren voor een kop koffie (en een lemoncurdtaartje) en twee enkeltjes plassen. De fuik is zo erg, dat als ik uitparkeer en richting weg naar de snelweg naar de rotonde wil gaan, vast zit. Mariella kan ruim een sigaret roken en stiefelt rustig naar het einde van de file om daar bijzonder kalm weer in te stappen. Tijd zat, ik sta toch vast. We zetten de radio aan, keuren de muziek af, zetten een cd aan via de telefoon en de Bluetooth speaker en wachten rustig tot de we de weg over kunnen en kunnen aansluiten in de file.
Tot Oxford blijft het druk. En dan vooral op de rotondes. Engeland, ik snap heel goed dat ze uit de EU willen. Ik snap ook heel goed dat ze het juk van Brussel willen afgooien. Al dat gedoe, ze hebben het veel te druk met het onderhouden van hun eigen openluchtmuseum, een wegennet anno 1969. Jammer alleen dat de verkeersdrukte anno 2019 is. Zit toch wel een discrepantie in.
Het regent fors als we Oxford bereiken. De vooruitzichten voor vandaag zijn wolkjes met druppels op de app, dus we nemen een gooi- en smijthotel langs de snelweg, waar morgenochtend ook de bus naar downtown Oxford zal vertrekken. Nu al trek in het eerste taartje.
Een gooi- en smijthotel, maar wel aan de drukste rotonde van Oxford!